Reenders

 

Genealogy

 

 

 

      Site Navigation


Rapport Oproer te Appingedam

Search this site
powered by FreeFind


Opmerkingen

  • dit rapport is de weerslag van diverse verklaringen in een min of meer samenhangend verhaal;
  • onderstaande tekst is nog niet volledig; bijgewerkt tot 27 juli 2009;
  • de nr.'s in de tekst verwijzen naar diverse stukken met o.a. getuigenverklaringen;
  • typefouten voorbehouden
  • copyright transcripte: Fred Reenders, 2009

 



Hoge Justitiekamer
RAG, Toegang 136, inventaris nummer 2035


September 1787

Eenige losse stukken behoorden bij het onderzoek en de processen omtrent de oproerige bewegingen te Appingedam.

Hooge Justitiekamer van Stad en Lande
 


Rapport
van
De Heeren bij Resolutie
van den 18 October 1787 gecommitteerd om zig naar Appingadam te begeeven tot het doen van onderzoek aldaar.

Edele Mogende Heeren!

Om de omslagtigheid van het onderzoek, de onderscheidene objecten voor het zelve en de meenigvuldigheid van de ingewonnene informatien, welke, meest alle, zig niet tot enkele maar tot diverse poincten extendeeren, oordeelen de Heeren Gecommitteerden ter voorkoming van redites het gevoeglijkst, dit Rapport in drie Capita te verdeelen, en bij het bezwaarende en de attentie van Ued. Mogde. voornaamentlijk verdienende, de bewijzen telkens te appliceeren: en alzo in de eerste plaatze te brengen de anleiding en uitvoering der faitelijkheeden, ten 2den UEd. Mog. andagt te bepaalen tot de inmarsch van een meenigte gewaapende lieden uit onderscheidene exercitie genoodschappen in de Ommelanden met het gebeurde bij die geleegenheid en eenige volgende daagen: en vervolgens onder het 3de hoofddeel te plaatsen de komste van eene Commissie uit de Breede Raad van Groningen met een aantal gewaapende lieden van het exercitie genoodschap en twee Stukken geschut binnen Appingadam, het geene vervolgens is gebeurt, en voorts te onderzoeken de Breede Raads Missives van den 12 en 15 Septbr. jongst, waar van de eerste houd, communicatie, van de door Gecomm.den. tot het defensie weezen der Stadt Groningen gegeevene informatie van excessiv geweld en plundering an huisen en en goederen gepl.... [gepleegd met] zulke violentien dat veele hun huis en haave hadden moeten verlaaten en hun leeven ter nauwer nood gered, mitsgaders beschuldiging teegens de Richter en de wedman van plicht verzuim, de suspensie van de oude en ad interim gedaane anstelling van een nieuwe Richter, en behelsende de tweede een andwoord op 's Hoves Missive van den 12, mitsgaders eenige klagten over inactiviteit in de Administratie van de Justitie en ouverture van de intentie tot het zenden der Commissie naar Appingadam.

Cap 1.
Het eerste de anleidende oorzaak concerneerende hier omtrent is het an de Heeren Gecommitteerden voorgekomen, dat, behalven eene sints een geruimen tijd reeds plaats gehad hebbende diverse denkenswijze zoo onder de Leeden van het Eedgenoodschap, als de Burgeren en Inwooneren, omtrent het staan of vallen van de gevestigde constitutie van regeering, en de middelen ter behouding van het eerste en bekooming van het laaste angewend, als meer direct de oorzaak betreffende moet worden gehouden in de eerste plaats, het binnen Appingadam agterlaaten van de publicatie ter beteugeling van het eigenheerig uitnoodigen en inkomen van vreemde gewaapende lieden uit andere Carspelen, agtervolgens 's Hoves resolutie en anschrijving van den 10 Julii 1787, het, dien onvermindert, teegens het genoegen van veele der notabelste Burgeren en Ingesetenen doen voortgaan van de exercitie van het gewaapende genoodschap op den 10 Septbr. maar voor al het contravenieeren en directelijk illudeeren van 's Hoves bedoeling en gemanifesteerde welmeening in de Resolutie van den 10. Julii gemeld. zeeker schijnt het dog, hoe zeer ook de Heer Tebbens als collonel hebbende gefungeert bij de exercitie, hier omtrent bij zijne informatie ignorantie voorwend en het getal van vreemde op eene bepaald, en hoe zeer hij als Richter van Loppersum aldaar de publicatie heeft laaten doen, vid. informatien en relaas Sub No. 3, dat er van buiten buiten ingekom.... bij die exercitie hebben geadsisteert; geevende A. van der Leij en H. Warendorp, dit als de anleidende oorzaak op vide relaas No. 1. De Wedman van Aalst des avonds te Appingadam koomende heeft dit van Hindrik Pieters gehoort No. 12 en Hindrik Pieters zelve zegt, dat voort om de middag een wagen waar op geweeren en waar bij verscheidene personen van welke gekent hadde Jan Tabak en Tjeert Tjeerts Lantinga an de Societeit zijn gekomen, en dat die de geweeren van de waagen genoomen hebbende, er meede naa de exercitieplaats zijn gegaan, dat hij zoo als ook Otte Timmerman hen gewaarschuwt hebben en gezegt, dat zulks niet mogt geschieden, en dat verscheidene menschen meer an zijn huis waaren geweest, welke alle zeer onvergenoegt waaren, dat zoo opzettelijk teegens 's Hoves resolutie wierd angegaan vid. No. 69 consteerende uit die informatie meede, dat na de exercitie het volk naar het huis van Tebbens, en van Jz. Huisinga en naar de Societeit is gegaan, het welke, als meede het geringe getal van exerceerende lieden op ongeveer sestig door hem bepaald, en desselvs betrekking van Collonel de voorgewende onkunde van de Hr. Tebbens zeer suspect maakt, te meer in agting genoomen, dat zelve zegt des nagts of des avonds een Tambour en Pijper van Groningen uit de Societeit gered te hebben, relaas No. 3. Het consteert voorts uit het relaas No. 1 de Informatie No. 4 en anklagte van P. Idema No. 47, dat onder deeze exercitie, die in het land van Jz. Huisinga gehouden wierd eenen Willem Claassen, die zig op dit land begeeven hadde en welke naar het zeggen van P. Idema agter of binnen een aldaar gespannen lijn gekoomen was, door P. Idema een slag met de sabel is toegebragt, zoo als Idema zegt naar zijn vertrouwen met een sabel waar om de scheede was; en dat voorts na dit gebeurde een ongenoegen, 't welk reeds bij de vergaderde meenigte anschouweren op de weg, die van het land geweerd wierden, zoo het schijnt plaats hadde, me... ...eft toegenoomen, zoo dat van de weg met kluiten en steenen in het land is geworpen dog waar door niemant is geraakt van welke persoonen ook niemant als bekent is opgegeeven, en het welk naar opgave van de Heer Tebbens meest jongens zijn geweest.
Het genoodschap is voorts hier na binnen gemarcheert tot an de Societeit en is aldaar binnen gegaan. Wanneer in en omtrent dit huis verregaande ongeregeldheeden en mishandelingen zijn voorgevallen. In de wijkstraat, waar in de Societeit agter uitkoomt en elders rumoer ontstaande en geschreeuw van Vivat Orange terwijl die van het exercitie genoodschap de wagt met zijdgeweeren hielden bij het Societeits huis, en de avond wagt door de Burgerie te half neegen als naar gewoonte betrokken wierd; en eenen Joh. Ludolphi door de Officier van de Burgerie afgezonden naar de Burgemeester om het wagt woord te haalen in zijn weg deeze Societeit passeerende wierd dezelve door Evert Idema een slag met een ontblootte sabel toegebragt door de rok en hembtrok tot op het vel, en wel zonder dat deeze persoon hem eenig leed andeed, en in zijn post als wagt doenend Burger verseerde, waaromtrent het relaas No. 1. Informatie Joh. Ludolphi No. 11 de vrouw van Klaas Drijfhamer No. 39, Hemmigje Claassen No. 40, Aaltje Alberts 41, Jan Claassen No. 42 en van Evert Idema zelve No. 48, verklaarende zelve, dat deeze Johannes Ludolphi hem geen leed hadde gedaan, en dat wel wiste als doen iemand geraakt te hebben, dog niet wien en dat naderhand gehoord hadde dat die persoon Joh. Ludolphi waare geweest, brengende wel in zijne, geduirende het onderzoek van de Heeren Gecommn. den 18den October angevangen, op den 27 octbr. gedaane anklagte; bij, dat op die tijd met een Steen an zijn hoofd waare geworpen, en zijn sabel ter sijner defensie hadde getrokken, dog waar omtrent valt te remarqueeren, dat hij bij die zelve anklagte zegt niet te weeten of iemand geraakt heeft, en bij zijn ....onmatie op nadere ondervraaging, na persistentie bij de anklagte hem doen vooraf voorgeleesen, dat wel wist iemand geraakt te hebben, maar niet wien geraakt hadde. Soo als het slaan met de sabel door de Proceptor P. Idema, van de Jongeling bij de exercitie, het werpen met kluiten ten gevolge heeft gehad, schijnt ook wel dit met de sabel slaan door de Boode Evert Idema, de reeds verhitte gemoederen te hebben angezet, en tot het eerstemaal inslaan van eenige glaasen in de Societeit anleiding gegeeven, waar toe meede zeer veel althans tot het verder inslaan der glaasen in dit huis gecauseert zal hebben het schieten en met granaten werpen uit de Societeit vid. relaas No. 1 en het bericht van Borgem. Smit No. 82, het geene door de wedman, op de hier van bekomene kennis ter Steuting van het inslaan van glaasen is in het werk gesteld is in zijn Schriftelijke overgave No. 12 als ook te zien No. 20.
In deeze Societeit zijn voorts dien nagt verscheidene zaaken voorgevallen; verklarende hier omtrent Mense van Gijsel No. 20, dat ongeveer elf uiren met de wedman en eenen Harm Jans naar de Societeit zijnde gegaan, op het inslaan van eenige glaasen Hindrik Ruiter de wedman bij de borst heeft gegreepen, dat men de wedman uit de kamer heeft gebragt, terwijl men Mense van Gijsel niet wilde laaten volgen, maar dat hij als doen door Jan Bolmeijer en Hindrik Ruiter is te rugge gestooten, en door agt a neegen persoonen zijnde behalven eeven genoemde, Geert Jans Westerop gewoonlijk genaamt Slappentaaij, Wijger Wijgers, P. Idema, Jacob Frima, de Organist Regnier, en Gerrit Knijpinga knegt van Jz. Huisinga, dat hij voorts aldaar zeer mishandeld en gewond is; dat deeze mishandelingen en wondingen werkelijk plaats hebben gehad, dat ook Harm Jans knegt van Wille Pieters onder het volk aldaar in de Societeit is geweest, en de Wedman het uitgaan belet; word door diverse omstandigheeden gecorroboreerd, Claas Tomas No. 10 getuigt dit, Jacob Frima No. 44 heeft mede hier van en P. Idema No. 47 die, zelve de Snaphaan op hen anhield, zoo dat de zorge door de Collonel Tebbens gedraagen om de geweeren te doen opsluiten toen reeds vrugteloos schijnt te zijn geweest: maar ook geblijkt van de wonding uit de wondcedullen onder No. 20, en van het gerugt op de Straat, dat de wedman en Mense in de Societeit vermoort wierden aldaar zijn opgehouden en Mense van Gijsel gewond, is uit de informatien bij Jacobus Filippus No. 51, Marten Homan No. 55 en A. Dominicus No. 56 genoomen. De drie evengenoemden verklaaren voorts Stellig van een factum waar bij alle drie teegenwoordig zijn geweest, dat op het zelve tijstip, wanneer alle drie daar waaren, om, de drie aldaar opgehoudenene persoonen omtrent welk ophouden, de buiten vergaaderde meenigte zeer onvergenoegt was, uit de Societeit te haalen en het welke Dominicus verklaard hem te hebben doen besluiten van zig an te bieden met Marten de twee welke gezegt wierden er binnen te zijn en dat aldaar vermoord wierden uit de Societeit te haalen, dat op dat pas dat zij dit ondernamen de Bouwm. Knijpinga in het voorhuis een ijzeren handgranaat heeft angestoken welke aldaar ook is gesprongen:
Dominicus verklaard hier bij, dat er van buiten na de Societeit was geschoten, zonder te kunnen zeggen door wien, hij zegt mede gezien te hebben dat in de Societeit glaazen wirden ingeslagen, dog om dat het donker was, niet te kunnen zeggen door wien, en uit de samenhang waer in hij dit verhaald, schijnt dit door hem gezien te zijn toen er de Wedman met Mensse van Gijsel in was en toen het volk hier over onvergenoegt was, Mensse van Gijsel zegt ook No. 20, dat de glaasen wierden ingeslaagen toen zij er binnen waaren, Jacob Frima No. 44 hoorde het meede op die tijd, er wierd toen buiten verhaald en an de Burgerwagt, dat de wedman en Mensse in de Societiet wierden doodgeslagen, en het geblijkt, dat Mensse en Harm Jans als doen geslaagen en mishandelt zijn, en dat de wedman zig an J.Frima als een verleegen mensch heeft vertoont, het is hierom de Situatie van het huis van Meddens in anmerkinge genomen wordende, (als staande op de hoek van een klein Straatje, in het welke, zeer veele van de vensteren alle zonder iets van buiten maar alleen met blinden binnen voorzien) zeer waarschijnljk dat het rumoer binnen en denkelijk gekerm ook ligtelijk wel het slaan of stooten met de kolven van de geweeren in de gang, buiten gehoord wierd, dat dit als een verraderlijke behandeling van zoo veele persoonen met drie, buiten zijnde angezien, dit de hoop verwoed heeft gemaakt en het te dier tijd voorgevallene inslaan van de glaasen hebben veroorzaakt, maar voor al zal de verbittering zijn toegenoomen, toen men buiten hoorde het slaan van de handgranaat of granaaten, als zijnde zoortgelijk verraderlijk moordtuig, den landlieden, welke zig met de exercitie niet hebben opgehouden geheel onbekent, en daarom te meer geschikt om het opgevatte ongenoegen voedzel te geeven en de drift an te vuiren.
Het schijnt dog uit de informatien, dat de voornaamste ongeregeldheden, na het voorgevallene met de drie persoonen in de societeit en het werpen van de handgranaaten, anvang hebben genomen, J. Frima No. 44 zegt, dat omtrent tijn uiren glaasen in de societiet zijn ingeslaagen, en dat kort hier na gehoort heeft, dat de wedman en Mensse van Gijsel beneden in de socieiteit waren, dat hij eerst de wedman verzekert hadde hem wel te zullen beschermen en voorts in de keuken geleid, dat daar na Mensse van Gijsel in de Stal vindende en om drinken vraagende hem dit bezorgt heeft, en dat in die tijd de klokken zijn begonnen te luiden, en de glaasen weeder ingeslaagen, na opgaave van Mensse van Gijsel is hij in de Stal gekoomen, na dat de wedman door Hindrik Ruiter was angetast, uit de Kamer gebragt, en hij verhindert te volgen en voorts door agt a negen
persoonen tegens de grond getrokken; De Burgemeester Tonckens No. 2 zegt ook dat de klokken tusschen tijn en elf uiren zijn begonnen angetrokken te worden, uit het relaas No. 1 schijnt ook dat het werpen van de handgranaat en het schieten bij de socieiteit het antrekken van de klock is voorgegaan; Jacobus Philippus zegt, (zoo meend) het geweest te zijn tusschen elf en twaalf uuren, dat met Dominicus en Marten Homan naar de societeit is gegaan, de andere bepaalen de tijd niet, dog het geblijkt, dat het verder voorgevallene in den morgen tijd althans na middernagt is gebeurt en alzoo na het schieten uit de societeit en het werpen van handgranaaten. De Burgem. Tonckens zegt het inslaan van zijn glaasen en bij zijn buirman omtrent vier uiren kort na of om die tijd het dreigen van Mense en Pieter van Gijsel en het schieten door de glaasen en blinden omtrent vijf uir te zijn voorgevallen. No. 2 het voorgevallene met Dr. Tebbens wanneer uit het huis van Meddens koomende door een Meenigte wierd naagezet en na beste geweten in 't gouden pand van Frans Eekens met een sabel een slag ontving, was na het antrekken van de klokken, en het tweede geval met Frans Eekens als ook het inslaan van en de schoot door zijn glaasen en blinde laater voorgevallen, No. 3 en 63 het inslaan van de glaasen bij B. Knijpinga is voor de eerste reise geschiet ongeveer twaalf uir en vervolgens om Een uir twee uir en laater No. 43 en bij IJzebrand Huisinga zijn de glaasen ingeslaagen te twee uiren en hij is met een pijpe Steel in het voorhooft gekwetst ongeveer half vier No. 46 zoo dat alle deze faiten, hoe overschoonlijk op zig zelve gevolgt zijn op het voorgevallene in de societeit met de wedman, Mensse van Gijsel en Harm Jans, uitgezondert het voor de eerste reise inslaan van eenige glaasen aldaar, als het welke naa verklaaring van de Wedman No. 12 geschied of tot zijn kennis gebragt is voor dat hij dien avond de eerste maal in de societeit kwam.
Belangende de faiten zelve dien nagt en volgenden dag geschied en bij het EE Gerichte of de Heeren Gecommiteerden angebragt, mitsgaders het bewijs daartoe ingenomen.
Is het in de eerste plaats zeeker en ook bij het relaas No. 1 en van de Burgem. Tonkens No. 2 als anders, dat in den nagt de Klok is angetrokken en geduiriglijk dien nagt morgen en den volgenden dag is geluid buiten last of toestemming van de Regeering of Praesident Burgemeester: maar ook regelijk, dat niet consteert wie dit in den nagt bevoolen of verrigt hebben, en dit was, gemerkt het nagt was, en om de meenigte buiten lieden, welke en zig bevonden, en de toegankelijkheid van een jegelijk tot het klocketouw geheel niet moeijelijk is, zeer moogelijk dat zulks geschiede zonder geweeten te worden, door wien dit gedaan wierd, naademaal de hoop groot en de burgerwagt swak was, door dien, zoo als in 't relaas No. 1 het genoodschap zig hadde gesepareert, welke separatie voor al niet ongeteld behoord te zijn onder anleidende oorzaaken van de verstoorde rust en begaane ongeregeldheden; en dit gebrek an eensgezindheid zal een ieder bezorgt hebben gemaakt het luiden met geweld te beletten of zig geduirende die tijd nauwkeurig hier omtrent te informeeren: zijnde de Burgem. Smit bij de vrouwenbrug komende,
door het vreeslijk schieten uit en in het societeitshuis, belet geworden zig naar het Raadhuis te begeeven No. 82, en de Bode toen ook denkelijk reeds in 't geschil gemengt, en niet te vindenm en geblijkende geheel niet dat de Praesident er zig meede gemoeijt, of een gang naar het Raadhuis getenteert heeft.
De Burgemeester Tonkens beklaagt zig No. 2 dat ongeveer vier uiren, terwijl de Burgerwagt de ronde deed in de Straat van zijn woning bij zijn buirman de glaasen waren ingeslaagen, en dat als doen gehoord hadde dat de Officier zeide 'Jongens dat moet Gij niet doen als wij er bij zijn' en dat dit op dat pas ook an zijn glasen was geschied, dog bij nader ondervraaging weet hij niet zeeker of dit door de officier of door iemant anders van die wagt is gesegt, hij meend dat het inslaan van zijn glaasen geschiet is door een Jonge van Hindrik Ludolphi Harmannus genaamt en een Jonge van Jan Wieldraaijer, dat Mensse van Gijsel het geweer op hem heeft angehouden en gezegt 'waar die blixem, of ik schiet die dwars door' en dat door Pieter van Gijsel met een geweer is gevolgt, verklaaren nevens hem Willem Reurts Dijk en diens meid Geesje Jans No. 60 - 61. Dog wie door zijn glaasen en blinden heeft geschooten kan hij niet zeggen en weet ook niemant te noemen die de knegt van Wille Pieters op den 11. Septbr. met een troup volk an zijn huis gezien en gekent heeft waar van hij hem betigt, kennende ook voorts niemand van die hoop, nog ook van de tweede troup of die er naderhand geweest zijn No. 2.
Dr Tebbens zegt dat Frans Eekens hem een slag met de sabel na zijn beste weeten heeft toegebragt, en dat die hem naderhand meede naa de wagt heeft willen neemen, zonder met opsigt tot het eerste geval iemant te noemen, en in't laatste geval koomt deeze voor als Commandant van eenige gewapende mannen en de meid van Dr. Tebbens zegt dat dit een burger ronde was, en in dat geval zoude hij hebben moeten gehoorsamen en meede gaan, het voorgevallene met zijn glaasen en van het volk den 11. an zijn huis geweest, is in zijn absentie geschied, en de meid Elsje Geerts, zegt dat de eerste reise de glaasen zijn ingeslaagen door iemand uit de ronde, waar onder Frans Ekens heeft gekent, dog hadde niet gezien dat die het gedaan hadde, en schoon alleen kan zij niemant direct beschuldigen: van de eerste an huis gekomene troup op den 11. kend zij niemant, van de tweede troup tegens de middag kent en noemt zij Jan en Schelte Luitjes Jacob stiefzoon van Jan Tonnis en Cornellis Harms hebbende niet gezien, dat die an het inslaan van de glaasen iets gedaan hebben, als wel dat Cornellis Harms de Barometer hadde an stukken geslagen van die welke ten derden male an huis zijn gekomen en op eenige bottels wijn getracteert wanneer de Juffrw. te huis was noemt zij niemand maar de Juffrw. noemt daar onder de stiefzoon van Jan Tonnis, en uit beider verklaaring geblijkt dat Harm de knegt van Wille Pieters er ook die dag nog alleen geweest is en na geweeren en scherpe patroonen als ook na het zeggen van de Juffrw. na haar man en de jonge Houwerzijl heeft gevraagt, de naaijster Margjen Eisses zegt ook Jan en Schelte Luitjes onder de hoop gezien te hebben No. 62; 63 & 64.
Klaas Tomas noemt van die geene, zoo op den 11. an zijn huis zijn geweest Harm de knegt van Wille Pieters No. 19.
B. Knijpinga noemt niemant van die welke an zijn huis zijn geweest of de glaasen hebben ingeslaagen zeggende alleen, dat de Borger ronde gepasseert was wanneer des nagts de glaasen an zijn huis wierden ingeslaagen of geworpen met steenen No.43.
J. Frima noemt Schelte en Aries Luitjes zeggende voorts dat Harm Hindriks Bijssum en Pieter van Gijsel hem meede naar de weg en naar de wagt hebben willen doen gaan om zijn pligt bij de Burgerie waar te neemen, maar dat zig daar van geëxcuseert hebbende omdat geen geweer hadde, zij hem gedreigt hebben, en dat Jan Meedendorp knegt van Huisinga hier van zoude kunnen getuigen No. 44.
Willem Dijk weet van degeene, zoo an zijn huis glasen hebben ingeslagen of ander molest gedaan niemant te noemen, dan alleen, dat op den 27. septemb. twee Canonniers uit Delfzijl met Harm de knegt van Wille Pieters an zijn huis zijn geweest, en dat die de coffie zoo de meid op de tafel hadde hebben opgedronken, 't welk die meid hadde moeten gedoogen, en dat op den 11. october des avonds ongeveer zeven uiren an het diep glaasen zijn an stukken geslaagen koomende dit uit de trekschuit van Delfzijl na Groningen varende, zoo als ook dat die nagt zijn vrouw door vier persoonen geld was afgedwongen No. 45, welke gevallen wel door hem in dezelve klagte zijn vervat, en ook onderzoek verdienen, dog niet moeten worden betrokken onder het onderwerp van de commissie.
IJzebrand Huisinga verklaard, dat des nagts tusschen den 10 en 11 Septbr. ongeveer twee uir drie persoonen van agter uit de Borger ronde zijn getreeden en hem de glaasen hebben ingeslaagen en voorts zig weder bij de ronde gevoegd, noemende als getuigen Jan Woldring, Berent Everts, Geertruit Rieuwers en Hilke Jans, dog dat hij nog ook de Getuigen niet konden zeggen welke personen uit de ronde hem de glaasen hebben ingeslaagen: dit is het zelve geval, het welk de Burgem. Tonkens als bij zijn buirman gebeurt opgeeft: deeze Huisinga verklaard meede op de zolder zig bevindende ongeveer half vier uiren in den morgen met een pijpe steel en twee koogels in het voorhooft te zijn geschooten door een klein perzoon, dog welke niet kan noemen, zijnde Jan Woldring en Berend Everts erbij geweest, en zoude de vrouw van Jacob Schoorsteenveeger an Hilke Jans en Berend Everts gezegt hebben, dat die schoot op hem niet gemunt was geweest.
Otte TImmerman en Focke Alberts van der Warff des avonds wanneer de Ommelander genoodschappen voor Appingadam waren Jz. Huisinga die voor zijn deur stond paaseerende, zoude Otte gezegt hebben schiet den duivel maar dood, en Focke daarop laat hem maar leeven hebben neide geweeren, dog hij noemt niemand, die dit gehoord heeft No. 46.
Hindrik Meddens zegt dat Otte Timmerman bij de hoop heeft gezien wanneer door zijn glaasen is geschooten, en dat toen hadde gestaan bij Aafke Boelens, die hij dagt dat het wel mede gezien zoude hebben No. 59.

Cap. 2.
Belangende den inmarsch van gewaapende lieden uit diverse carspelen in de Ommelanden en het geene hier onder behoord, geblijkt het uit de informatie bij Pieter Jans toen als chirurgijns knegt woonende bij J. Ter Haar op Delfzijl, dat Dr. Tebbens collonel van het exercitie genoodschap te Appingadam en te gelijk Richter van Loppersum, die, aldaar zelve bij Publicatie an de Ingezeeten kennis hadde gegeeven, dat buiten consent van hun Gerichte niet mogten uittrekken, veel min zonder wettige inroeping van nabuirige Gerichten in denzelven Jurisdictien intrekken, die, om zijn ambts betrekking meer invloed op de Ingezeetenen van Loppersum hadde, en die echter in Appingedam niet meer als een privaat persoon was, dat die deezen Pieter Jans heeft afgezonden met zijn eigen peerd, om het Loppersumer genoodschap te hulpe te roepen. Deeze Jongeling deponeerd dit zeer omstandig, dat namentlijk dien dag meede heeft afgevuird, dat Dr. Tebbens hem tot het doen van deeze boodschap tusschen twaalf en een uiren in den nagt an het huis van de Bouwm. Knijpinga in bijzijn van de vrouw van de Burgemeester Tonkens, en ook moogelijk van de vrouw van Knijpinga, de orders heeft gegeeven, dat met Dr. Tebbens naar zijn huis is gegaan, dat die hem zelve de toom heeft gegeven en gezegt, dat een peerd uit zijn land zouden haalen: De meid van Dr. Tebbens No. 63 confirmeert dit, zeggende dat zij zelve voor Dr. Tebbens de toom heeft gehaald, wanneer die met Pieter Jans te huis kwam: jaa het geene hij zegt, dat te Loppersum an het huis van Sijtsema, commandant van't genoodschap aldaar is geweest, en denzelven niet tehuis heeft gevonden, collimeert met de verklaaring van Sijtsema den 10 october voor Heeren Gecommn. van het Fivelingo Quartier afgelegt, en uit het relaas No.1 geblijkt dat Pieter Jans bij het weeder inkoomen in Appingadam op suspicie met het peerd van Dr. Tebbens door de Burgerie gearresteerd is: Dr. Tebbens echter, hoe naauwkeurig anders in zijn schriftelijke opgave No. 3 vergeet dit geheele geval te melden.
Daar het uit de verklaaring van Hindrik Pieters Steenhuis No. 69 geblijkt dat er verscheidene genoodschapsleeden van Onderdendam meede bij de exercitie hebben geadsisteert, en, zoo uit eene verklaaring van L. Tapper van Eenrum als van Lammert Damhof van Bedum voor de Heeren Gecomm. van het Hunsingo Quartier afgelegt, en nog van Pieter Hiddes Bonnes No. 76, Eibe Harms No. 77, Waalke Everts No. 78 alle drie officieren te Bedum, geblijkt dat de tijding uit Onderdendam is gekomen, en ook Johan Jacob Bissinger adjudant bij het genoodschap te Onderdendam No. 79 zegt op den 11 Septbr. van Jan Tjeerts Lantinga order ontvangen te hebben bij huis te blijven om dat mogelijk naar Appingadam moesten, koomt het als zeer waarschijnlijk voor, dat die Onderdendamster Genoodschapsleeden de tijding gebragt zullen hebben.
Maar voor al koomt in anmerking, dat B. Knijpinga adjudant van het Appingadamster genoodschap, maar ook tegelijk Bauwmeester en dus Lid van de Regeering te Appingadam bij de invasie van zijn eigen woonplaats, zig an het hooft van de gewaapende troup heeft laaten vinden, bij het relaas No. 1 word gezegt, dat B. Knijpinga tot gidze heeft gediend en waarschijnlijk de zwakke toestand van de Burgerie geopenbaart, en dat verzeekert word, dat hij die geheele dag op het Appingadamster Tolhek en bij Loppersummer til in 't huis van Pieter Jans Blauw is geweest tot de genoodschappen gekoomen zijn.
Uit het relaas van de Hopman J. Ogiers op requisitie an de Heeren Gecomm. overgegeeven No. 80 geblijkt, dat hij op verzoek van de Heer Burgemeester Gruijs, met A. Vos en R. Sijbersma, wanneer reeds de gewaapende troup niet verre van Appingadam was, dezelve is te gemoete gegaan om een commissie af te leggen, en dat als doen de Bauwmeester Knijpinga op een distantie genaadert zijnde, die door woorden en gebaarden, hen heeft willen beduiden, dat niet moesten naderen, en dat hij zig als doen als aanvoerer, gidze of boodschaplooper van de commandant Jan Tjeerts Lanting heeft gedraagen: en naa deezen commandant bij Ogiers en zijne twee meede Gecommn. gebragt en hunnen propositie gehoord te hebben, hij als doen heeft gevraagt of die propositie meede geschiede uit de naam van Tonkens en Hauwerzijl, en op het antwoord der twee meede Gecommitteerden van jaa, gezegt heeft, dat moet Ogiers zelve zeggen: uit alle het welke het gedrag ten deezen de anmating en geneigdheid om deeze invasie van een plaatze waar over hij als Regent meede was gestelt en welks bescherming hem in dat Caracter meede was anbetrouwt, van deezen Bauwmeester van de Stad en Adjudant van het exercitie genoodschap, vorderlijk te zijn, niet onduidelijk gekent kunnen worden.
Uit dit relaas No. 80 geblijkt al meede de hooge toon, welke zig bij die geleegendheid anmaatigde de persoon van Jan Tjeerts Lanting, een man met geen hoegenaamt publijcq caracter voorzien, zig zelve hebbende verheeven en opgeworpen tot het hooft tot de commandant van een troup gewaapende lieden op twee hondert ongeveer door een Albertus de Jus No. 73 en op 250 bij het relaas No. 1 begroot, of die op zijn best door deeze manschappen tot hun hoofd verkoozen is en zig die keuze heeft laaten welgevallen. Deeze man declareerd op de vraage hem door drie Gecommitteerden naamens de twee Burgemeesteren gedaan, naar de reeden van deeze gewaapende antogt teegens de plaats, dat hij kwam om de rebellen te temmen, dit is het werk van de souverain of diens verordende, 't welk deeze man an zig trekt en met een gewaapende arm en zwaar geschut soutineert; het verzoek van deeze drie Gecommitteerden om halte te houden, en Gecommitteerden te stellen, met anbod om, van hunne zijde die ook te willen stellen, word door deeze private persoon, maar an 't hooft van een gewaapende magt van de hand gewezen, andwoordende slegts hierop, dat kan niet helpen wij zullen maar op marcheeren, op een tusschen koomende vraag van de Bouwm. Knijpinga of de propositie meede was uit naam van Tonkens en Hauwerzijl, en een daarop gegeeven andwoord door de twee andere Gecommitteerden dat dit alzoo was, wil deeze zig zelve gecreëerd hebbende of althans onwettig gecreëerde Chef zig nog een quartier uirs laaten ophouden, mits dan Gecommitteerden kwaamen, maar zoo dat die kwaamen uit naam van de vier Burgemeesteren. Hij dciddert dus, dat Hauwerzijl wettig gekoozen en beëdigt Burgemeester is, waar van nogthans het teegendeel bij 's Hoves decreten en decisie is verstaan: maar op het vertoonen door de Gecommitteerde Ogiers van de onmogelijkheid hier van en dat er een quartier uirs noodig was om naar Appingadam te loopen, verleend hij gunstiglijk een half uir en niet langer, met een bijgevoegde vraag waarom de moordklok luidde, en order dat het luiden moest ophouden: dit alles is het relaas van de Hopman Ogiers die met nog twee andere door den Burgemeester Gruijs an wien benevens de Burgemeester Smit de defensie was gedemandeert, is gecommitteert geweest en zelve Hopman van de Burgerie en Lid van den Krijgsraad was: omtrent de Gecommden., zoo gezonden moesten worden is er eenig verschil in het relaas van de Hopman Ogiers en dat van de Schuttenrichter Klaas Tomas, welke ook gecommitteerd is geweest Sub No. 19 zeggende die, dat hem ten antwoord was gegeven wanneer bij de officieren kwam, dat met de andere Gecommitteerden was afgesproken en an hem belooft om de vier Borgemeesteren te zenden om met dezelve naader te spreeken en dat zij derhalven verzogten daar meede spoed te maaken, met een dreigement dat de klok moest worden stil gehouden of dat zouden opmarcheeren, uit het bericht van de Heer Gruijs No. 83 geblijkt ook dat de Gecommitteerden hebben gerapporteert dat de eisch was, dat de vier Borgemeesteren zouden koomen en dat dit, ook geschiet zoude zijn wanneer de Burgemeester Tonkens dit niet gedeclineerd hadde en Hauwerzijl niet hadde laaten weeten dat ziek was.
Jaa uit dit berigt consteert zelve dat de Hoogheid van den Chef van moment tot moment angroeijde, zoo dat hij, die zeeker daar in meer eer stelde, ten laasten vorderde om met het genoodschaps vaandel en dus in triumph te worden ingehaald.
Het blijkt voorts dat op order en onder opperbevel van den Commandant Lantinga de gewapende troup, Appingadam heeft beschooten en op de plaats zijn angemarcheert onder het lossen van het Canon en het vuiren uit het klein geweer met scherp gelaaden, Jan Jacob Bischinger No. 79 verklaard, dat bij de Loppersumer til Scherpe patronen zijn uitgedeelt, dat hij het canon heeft gecommandeert, dat voor Appingadam koomende het Canon is gelaaden met kogels van ongeveer een half pond ijzer, dat na omstreeks een uir bij de Zaagmolens geleegen te hebben het volk is gerengeert[?] en dat toen Jan Lanting het opperbevel voerde, dat bij pelottons zijn ingemarcheert, hebbende an ieder vleugel van het voorste pelotton een stuk canon, dat telkens uit het canon en klein geweer door ieder pelotton is gevuirt en dat dus drie of vier pelottons hebben gevuirt, gelovende niet dat het vijfde gevuirt heeft, dat de eerste schoot wat in de hoogte op eene distantie van plus minus drie hondert treeden van Appingadam is gedaan: deeze man zegt, dat er voor af een enkele schoot uit een geweer van de zijde van Appingadam is gekoomen maar op een afstand dat niet schaden konde, en hij declareerd dat er niet meer als deeze enkele schoot gedaan is en andere spreeken
dit nog tegen: een meenigte van getuigen bevestigen deeze invasie op eene dusdaene geweldadige, en nodeloos geweldadige
wijze, daar er geen resistentie gebooden wierd en teegen het pelotton vuir met zwaar geschut op zijn sterkst, een enkele snaphaan schoot ware gedaan op een distantie die niet hinderen konde, en welke schoot, zoo die al gedaan mooge zijn nog niet eens geblijkt met scherp te zijn gelaaden: van der Leij en Warendorp No. 1 zeggen dat wel zeeven maal geschooten is, de wedman van Aalst No. 12, Harm Hindriks Bijssum No. 14, Jacob Hindriks No. 24, Harmke Jacobs No. 28 hier omtrent.
En de zigtbaare teekenen zoo in het huis van Geert Ludolphi, het hek voor 't land van Blauwpot, het Houtstek van Harrit Jurriens, en de noodstal van Jacob Hindriks bij de Heeren Gecommitteerden in oogenschijn genoomen verbaal pag. 15 et Seqq. draagen overtuigende blijken, dat het an de voorzienigheid alleen te danken is, dat niet een meenigte bij deeze invasie het leeven hebben verlooren en dat er alleen twee menschen door het loot getroffen en gekwetst zijn: Harm Hindriks Bijssum en eene Harmke Jacobs beiden woonagtig te Appingadam hebben dit moeten ondervinden, en schoon het met opzigt tot de laaste, zoo wel een onverschoonelijke onvoorzigtigheid als een boosaartig opzet kan zijn geweest, geblijkt het uit de verklaaring van Harm Hindriks Bijssum en de oculaire inspectie, dat Hij opzettelijk en op eene verraderlijke wijze geschooten is door iemand uit het 5de pelotton, 't welk, de commandant van het canon Bissinger zelve gelooft, dat niet gevuirt heeft. No. 14: 28 verbaal pag. 16 en 17, No. 79.
Na dit geweldig invaderen, heeft zig de commandant en eenige andere officieren an verregaande anmatigingen schuldig gemaakt.
Op hunne requisitie moest de regeering vergaderen en wanneer de Heeren Smit en Gruijs niet compareerden veroorlooft zig de Bauwm. met een commando an het huis van de Heer Smit te koomen en van de twee Burgemeesteren de geweeren zoo uit de Societeit als van de Bauwm. waaren gehaald, en hen op het Raadhuis te verzoeken, wanneer, hoe wel de Commandant bescheiden was en uit het Commando wierd geroepen de geweeren moeten er zijn of de koppen, vid. Bericht van Borgem. Gruijs No. 83 te tijn uiren in den avond zijn de officieren van de Burgerie op het Raadhuis geciteert, op requisitie van de officieren van de gewaapende genoodschappen; die in deeze vergaadering meede verscheenen zijn, in dewelke de commandant Lantinga niets minder vorderde als afdanking van het zoogenaamd vrijgezellen corps (zoo als hij zig uitdrukte het verdoemde oranje vendel onder de wedman van Aalst) ten 2den verbintenis van de Burgerie met de genoodschappen, en 3tio dat de Burgeren het geweer zouden afleggen, zullende Jacob Tomas, daartoe eenige articulen opstellen, relaas van de Burger officieren No. 81.
Op den 12. Septbr. is wederom het Eedgenootschap op instantie van de commandant geconvoceert en vergadert, dog is die vergaadering op verzoek van een der officieren om de absentie van de commandant, welke toen op een expeditie buiten Appingadam was, gediffereert: maar eodem die is de novo vergadering gehouden. Uit het Extract der resolutien, consteert dat ook Dr. Tebbens daarbij heeft geadsisteert; en zeer zonderlinge voorstellen zijn in die vergadering gedaan; de inroeping van de genoodschappen consteert hier ten klaarsten door Tebbens meede te zijn geschied; uit de eerste propositie is niet onduidelijk op te maaken, dat men zelve van het ongeoorloofde van deeze ongehoorde behandeling overtuigt was, en hier om nodig oordeelde een approbatoire van de regeering, welke men in die toestand van zaaken zeer zeeker verwagten konde; wordende om dit meer schijn te geeven gewaagt van een door de Burgemeesteren Tonkens, Smit en Gruijs ten dien einde an de genoodschappen gedaan verzoek, 't welk naar het bericht van de Heer Gruijs alleen is geweest, een anbeveeling van de Burgeren en derzelver goederen an de bescheidenheid, na dat de invasie was geschiet: het 2de poinct van de voorstellen in deeze vergadering gedaan behelst de ontwapening van het vrijgezellen Corps, de 3de houd niet minder als om de onwettige beëdiging van den 8 Meert van kragt en waarde te doen erkennen en alzoo teegens 's Hooves gedeereteerde Status te attendeeren; de 4de propositie tendeerd tot buiten effectstelling van diverse voorheen genoomene resolutien: alle deeze propositien worden bij meerderheid geaccordeert; Dit zijn propositien, die officieren van gewaapende genoodschappen, welke geen de allerminste relatie hier toe hebben, en meestendeel in een ander quartier van de Ommelanden te huis behooren, an een regeering durven doen: maar na afloop deezer deliberatien vraagt de Collonel Tebbens 1mo restitutie van de geweeren, en verdere ammunitie hen afgenoomen, 2do dat drie persoonen zullen worden geciteert, om daarbij te inquireeren na geweeren, van wien bekoomen, het getal derzelve, het oogmerk daarmeede, kruit en scherpe patroonen en tot wat einde.
3tio vraagd deeze Collonel ook een approbatoire voor het Appingadamster genoodschap en der auxiliairen omtrent hun gedrag; waar na de auxiliairen verzoeken inquartiering; alle welke verzoeken ook meede zijn geaccordeert door de meerderheid, hebbende eenige niet willen adviseeren vid. resol. van den 12 Septr. 1787.
De volgende dag de resumtie zijnde gehouden om de resolutien den voorigen dag genoomen hebben ook daarbij de officieren van de genoodschappen niet slegts geadsisteert maar an hen is zelve gevraagt of op de extensie eenige remarque hadden. vid. res. van den 13 Septemb.
De verdere zeer irreguliere behandeling van zaaken bij een gedeelte van het Eedgenoodschap in eenige volgende daagen, en daar onder de verleende dimissie an sommige en weederom geweigerde an andere Leeden van het Eedgenoodschap, het
ontzeggen an A. van der Leij van het Eedgenoodschaps gestoelte in de kerke op grond van de onwettige beëediging van de
regeering teegens 's Hofs decreet, maar voor al het Singulier en schrupuleus afhooren na diverse denuntiatien ook zelve bij Breuke van Focke Hindriks op het Raadhuis, consteert uit de Extracten uit het Resolutie boek bij deezen overgelegd. Meenigvuldige klagten zijn voorts zoo bij de Heeren Gecommn. als bij het Gerichte ingebragt over het op en anhouden van diverse persoonen en het exerceeren van private gevangenisse door lieden den regte onbezwooren, zoo in den anmarsch als na de invasie.
Albartus Dejus van Obergum waar van een soon te Appingadam woonde, en die van deezen optogt verwittigt, zig naar Appingadam wilde begeeven om zijn zoon die onder de Burgerie behoorde uit het gevaar te redden, is door hen op de publique weg opgehouden, door gewaapende lieden in zijn reis verhindert, en bij de Loppersumer til in het huis van Pieter Jans Blauw in arrest gezet, hij zegt, dat neevens hem daar zijn angehouden en gearresteert Derk Tjasses van Uitwijrda en Pieter Martinus van Appingadam, hij kent van die hem hebben angehouden Jan Lanting als Commandant, de Schoolmeester van Baflo als officier, de zoon van de Kerkvoogd Aikema van Loppersum en de schoolmeester van Beedum; vid. No. 73. Derk Tjasses brengt dit meede an zeggende plus minus 3 1/2 uir in arrest te zijn gehouden No. 82. No. 76: 77.
Sijmon Vink Borger en inwooner te Appingadam verklaard, dat uit het huis van Pieter Schuits wede. op den 12 Septbr. zijnde woensdag door Hindrik Wijchel van Rusthoven is meede genoomen naar de Societeit en aldaar in arrest gebragt, dat aldaar is gevangen gehouden eerst tot Vrijdag, wanneer door Jan Lantinga van de Societeit was gebragt geadsisteert door de Bauwm. Knijpinga met ontblood zijdgeweer en dus in de ratelwagt, alwaar voorts was bewaart tot Saturdag morgen elf uiren; dat hij eerst op de Societeit zeer veel heeft moeten lijden, dat een Jan Ten Post uit Groningen hier bij praesent is geweest, en teegen hem zeer hoonende taal heeft gevoert, dat ook aldaar in arrest heeft gevonden de wedman van het Zant Jan Arents Buir, Hindrik Jans knegt van Focke Backer en nog seeven of agt andere, dat hem meede bewaart hebben Daniel de Boer van Obergum, Claas Hollander en zijn zoon, Allert Seebes de Pelmulder en Remge Jans alle van Uithuizen, dat Jan Tjeerts Lantinga hem het arrest hadde angesegt, maar dat zig ook hier onder hadde laaten vinden Ds. Bacot van Eenrum met een kipje op het hoofd en een hartsvanger op zijde, dat deese hem hadde willen afhooren, hem toegeduiwt, dat om zijn goeddoen aldaar niet zoude gebragt zijn, hem gevraagt naar zijn naam, en wat gedaan hadde, hebbende een stuk papier en een potlood in zijn hand, dog dat hij hem niet willende respecteeren, van het verder verhoor niets was gekoomen; dat de ratelwagt des nagts door twee en somtijds vier schildwagten was bewaard geweest No. 16: deeze private detentie van Sijmen Vink bij naame en van meer andere waar van de naamen niet weeten confirmeeren Cornellis Courts en Menke Willems No. 30 en 31 als ook Andries Bock en
Arnoldus Masson beide in Appingadam woonende No. 71 en 72 gelijk meede Jan Arents Buir wedman van 't Zand, en deszelvs knegt Jacob Geerts No. 21 en 22 welke beide meede gevangen zijn geweest, noemende deze knegt veertien a vijftien welke tegelijk met hem zijn gevangen geweest, sommige voor korter maar andere voor een langer tijd, zij noemen van die hen bewaard en het commando gevoert hebben Freerk Reinders Swaager van Jan Arents Buir, en Hindrik Harms Schipper van Baflo of Rasquert, die hen met ontbloote sabels bewaart hebben en de Olderman van Sijsen, op wiens order een gevangen soldaat was ontslaagen, deze twee, de wedman genoemt en zijn knegt, die ter verrigtinge van hunne particuliere handeling, ter voortsetting van hun kostwinning op den 12 Septbr. te Appingedam koomen en na hun gewoone herberg willende rijden, worden bij het inkoomen met hun rijtuig angehouden door Jacob Tomas van Middelstum en Remge Jans van Uithuisen, deeze twee vatten het peerd bij de toom en leiden hetzelve tot an de herberge, houden voorts de wedman vast tot in de herberge. Hier worden zij op het zeggen van Jacob Tomas dat de wedman een spion was, door deeze lieden vastgehouden, buiten de deur geleid, en van daar op den ligten dag tusschen vier á zes gewaapende schutters onder commando van de olderman van Sijsen, en op diens last als misdadigers naar de societeit in gevangenis opgevoert, onder een uitroep, dat de wedman was een rebel spion en oproermaker, op de societeit koomende worden zij in bewaring gesteld van andere onder het bevel van Jan Tjeerts van Onderdendam: Deze anhouding en gevanglijke opbrenging privatim door perzoonen den regte ongezwooren, van een ordentelijk man in publique bediening, wiens misdrijf zoo wel als zijne beleediging de wet dubbelt straft met zijn knegt worden gestaaft door deeze twee beleedigde persoonen mitsgaders door de weduwe van Pieter Schuit, die eene vrij kennelijke beschrijving van Remge Jans geeft en de tweede persoon Jacob Tomas heeft hooren noemen, en beide wederziende wel zoude kennen No. 37, deeze lieden zijn gevangen gehouden van des morgens neegen a tijn uiren tot agt a negen uiren in den avond: de verdere behandeling met deeze twee gevangene, is uit de ampele anklagte Sub. No. 21 te zien, en daar onder vooral de an een Predikant geheel niet voegende discoursen en declamatien onder zulk eene hoop van menschen en in die tijds gesteldheid door Ds. Bacot bij die geleegentheid in de societeit gevoert. Uit dit relaas consteert meede de propositie tot ontslag onder borgstellinge en de vervolgens gedaane slaakinge van de wedman onder handtastelijke belofte en van de andere gevangenen, behalven Sijmon Vink door Dr. Tebbens gedaan; zoo als meede de na deeze slaaking op nieuwe gedaane anhouding door Gerrit Knijpinga en de toen fungeerende wedman Jacob van der Ploeg; bij de Holwierder weg, wanneer deeze zelve wedman Jan Arents Buir en knegt weederom zoolange gearresteert moesten blijven tot dat door een stookersknegt van Luppes genaamt Pieter de welmeening van de commandant was gevraagt, en an deeze beleiders van private gevangenisse overgebragt.
Cornellis Koerts en Menke Willems huislieden te Huisinge en Eppenhuisen met laastgem.des vrouw en zoon uit nieuwschierigheid op den 13. Septbr. in Appingadam koomende, hebben het zelve moeten ondergaan en ondervinden, dat de
vrijheid, welke ieder Ingezeeten toekoomt van ongemoeijt langs Heeren weegen en straaten te reisen en te gaan hen
geweldaadig is betwist en voor een tijd ontnoomen, hebbende eenen Jacob Douwes van Doornwert, en eenen Geert Egberts
van Onderdendam hen op den helderen dag ongeveer vier uiren na den middag op de publique straat angetast en tusschen
plus minus 14 a 15 man met ontblootte zijsgeweeren ten aanzien van een iegelijk gevanglijk naar de societeit doen opvoeren, alwaar zij onder bewaaring van gewaapende lieden met uitgetoogene zwaarden zijn gesteld en plus minus een uir bewaard gebleeven, en naa aldaar veelerhande dreigementen en onaangenaame bejeegeningen te hebben ondergaan zonder eenige reedengeeving door den olderman van Sijsen weederom gerelaxeert: deeze menschen zeggen dat hunne intrekkinge gezien hebben de Tolmeester Willem Claassen en Hindrik Egberts van Onderdendam; en onder de meenigte welke op de societeit bij hunne gevangenisse hebben geadsisteert, hebben zij gekent de Bauwmeester Knijpinga, de Doctor van Cantens, Ds. Mees Predicant te Leermens, welke ook met hen lieden hadde gesproken, Hindrik Wijchel van Rusthoven, die hen kwalijk bescheid hadde gegeeven, Arjen Jans en Derk Pieters van Huisinge, de Pelmulder van Uithuisen, Henricus Eisses en Jan Tjeerts van Onderdendam.
Door de overige privatim en door den regte onbezwoorene persoonen gearresteerde en gevangene gehoudene geene anbrenging
zijnde gedaan, is ook daaromtrent geen informatie bij dezelve genoomen.
Tot de verdere aanmaatiging van authoriteit en gezag van deeze vreemde gewaapende lieden of liever van derzelver hoofden aanvoerders en Raadslieden, behoord ook het verpligten van de inwooneren, om op den nagt tusschen den 12. en 13.Septbr., wanneer de Heeren Gecommn. van het Defensie weezen van de Stadt Groningen wierden verwagt, hunne vensteren met kaarssen te illumineeren, met bedreiging van dezelve anders te willen inslaan No. 9 als consteerende niet uit het resolutieboek dat dit op last van de Regeering is geschiet, maar schijnt dit communicatief te zijn verrigt met sommige inwooneren uit Appingadam, althans A. van der Leij zegt die order ontvangen te hebben van Jz. Huisinga en van Jurrien Jenssema, en H. Warendorp was dit van de straat toegeroepen No. 1 een meenigte confirmeeren dit.
De anmaatiging van de regeering en het ten dien einde meede compareeren op het Raadhuis het bijwoonen van de vergaderingen en meede staan over de resumtie van genoomene resolutien koomt onder deeze voor al in anmerking noemende
hier van de Burgemeester Tonkens, die de post van Praesident waarnam No. 2 Jan Lantinga van Onderdendam, Geert Reinders van Winsum, en Jacob Tomas van Middelstum; alle drie officieren van hunne genoodschappen; maar ook boven deeze de Praedikanten Bacot van Eenrum en Hofman van Middelstum, welke twee Heeren, zoo verre geblijkt, geene bekende charges bij hunne genoodschappen hebben gehad: en welker komste te Appingadam en het verblijf aldaar, het adsisteeren bij de deliberatien, de gewaapende komste op de societeit en de aldaer getenteerde afhooring van Sijmon Vink, ook de gevoerde gesprekken van Ds. Bacot met de wedman Jan Arents Buir en in de toen vergaderde meenigte op de Societeit, moet allessints singulier voorkoomen, en is geheel buiten den kring van een Evangelie Dienaer.
De gansch onbevoegde en zeer ongeschikte belastinge der Ingezeetenen van Appingadam opgedrongen om an dit vreemde gewaapende volk zoo die uit de Ommelanden als naderhand uit de Stad Groningen, voor niets kost drank en logement te verzorgen. De vorderingen en vexatien van sommige derzelve verdient ook allessints reflexie, de meenigvuldige klagten hier over doen dit zien, onder welke om niet alle nominatien op te tellen, voor al in anmerking komt, de zeer bezwaarende en ongehoorde behandeling, bij de Brouwer Kim, als bij de welke uitwijzens zijne verklaaring No. 8, van Oerselina Lues no. 25 en van de meid Hemmigje Claassen No. 40, den 13. Septbr. ses man in quartier zijn gekoomen waarvan drie een billet hadden en de drie andere zig zelve quartier hebben genoomen, en voor nog zeeven andere kost en drank dien dag heeft moeten worden verzorgt, en in den volgenden morgen omstreeks drie uiren an nog vier andere, welke er waaren ingedrongen coffie en beschuit, zijnde vervolgens met volleedige inquartiering van vier man bij verwisseling belast gebleeven: en hebbende de drie eerst ingequartierde direct den eersten avond eenen Poppe Gerrits en zijn vrouw, door de man en vrouw van huis, welke de vlugt hadden genoomen, ter adsistentie bij de meid (een meisjen van slegts twintig jaaren oud) gegeeven om aldaar met haer het huis te bewaaren, met ontbloote zijdgeweeren uit het huis gejaagt en dit meisje verpligt met hen drie alleen in het huis te verblijven, doende vervolgens bij haar anzoek, om vrouwlieden an huis te haalen, onder welke meede is geweest eenen Jan Smit van Onderdendam of Baflo: begrootende Urselina Lues het getal van die geene an welke den 13 voor en na eeten en drinken hadde moeten geeven op wel ongeveer vijftig perzoonen.
De Burgemeester Smit No. 26, desselfs meid Pieterke Jans No. 50 en de Conrector Peerlkamp No. 53 verklaren van het voorgevallene met eenen Paruikmaker Calt van Winsum en Harm Niehof bij de Burgem. in quartier, wanneer deeze de vrouw
hadden geintimideert over huiszoeking naa geweeren en de gevolgen wanneer er gevonden wierden, en onder protext van hen
daar voor te beveiligen geld hadden afgeperst.
Onder de angeklaagde vexatien verdient meede plaats het ophaalen van Geweeren en de huiszoekingen door private en geheel ongeregtigde personen bij de Burgeren en Ingezeeten. Bij van der Leij is dit geschiet door de zoon van B. Knijpinga en Gerrit H. Knijpinga No. 1. Brouwer Kim geeft ter deezer zaake op, dat door H. Meddens met gewaapende lieden over geweeren, zoo van de Heer van Steedum voor de Burgerie hadde ontvangen zwaar gedreigt is, zoo dat om zig an geen verdere brutaliteiten bloot te stellen uit Appingadam was gegaan en er twee daagen buiten gebleeven.
Johannes van Donselaar No. 9 zegt, dat dezelve twee Knijpinga's en Geert Jans Slappentaaij zelve gewaapent, met tijn a twaalf gewaapende genoodschapsleeden, hem over geweeren hebben angeweest en gedreigt, voerende Slappentaaij het woord: hebbende dezelve Geert Slappentaaij, Haijo Knijpinga en een Engelsman bij Claas Tomas te huis dit hebben gedaan bij Elisabeth van Gijsel No. 13.
Bij Sijmon Vink is het geweer uit huis gehaald door Gerrit Knijpinga met nog twee onbekende. No. 16.
Halbert Laffra noemt meede Gerrit Knijpinga, welke op order zoo gezegt hadde van zijn patroon Jz. Huisinga met andere
gewaapende lieden hem zijn geweer en deegen hebben afgehaald No. 17.
Bij Focke Hindriks Backer en Eltje Willems Echtelieden is deeze inquisitie na geweeren terwijl de man van huis was en de vrouw in de pocken lag met zeer veel violentie, en op drie agter een volgende dagen geschiet, de eerste reis door Doctor Wijchel van't Zand en zoo als de vrouw meend ook door Jacob Douwes van Doornwert met ongeveer twintig gewaapende lieden, van de tweede reise konden niemand, maar de derde maal waaren er bij geweest een kostganger van Dr. Nieveen, de Collector van Onderdendam en Hindrik Jonker van Middelstum, en na van andere hadden gehoort de Mulder van Uithuisen, zijnde het geheele huis doorgezogt tot kelder zolder en kleerkast en bedden incluis, hebbende dezelve het Cabinet moeten worden opengeslooten No. 18.
Frouke Arents de vrouw van Jan Schuit zegt dat tot twee maalen om geweeren is angedaan door Jan Lanting en Gerrit Knijpinga de knegt van Huisinga de eerste en met Gerrit Knijpinga de zoon van de Bauwmeestr de tweede maal No. 38; welke Lantinga haar ook de ontbloote sabel op de borst hadde geset.
De Kerkvoogd Ringels heeft zig beklaagd over brutale bejeegening in zijn eigen huis hem angedaan door H. Meddens No. 6.
Zoo als ook de Borgem. Smit No. 26 zijnde beide voorgevallen op den 13 Septbr. en betrekking hebbende tot zaaken bij hem in officio als leeden van de Regeering verrigt.
Klagten over brutaliteit zijn meede ingebragt teegen Geert Jans Westerop alias Slappentaaij door de Koopman J.G. Kool No. 5 en door de Borgem. Smit No. 26 en Elisabeth van Gijsel beschuldigt hier van Hindrik Wijchel No. 13.
De Koopman J.G. Cool gem. [gemeld] beklaagt zig meede bij de gedaane delatie over een visite onder schijn van vriendschap op den 22 Septbr. van de oude Tjeert Lanting, de wedman Egbert Jans en Harm Bontjer alle drie van Onderdendam wanneer deeze lieden vriendelijk bij hem zijnde ontvangen, de twee eerstgem. eenen Nicolaas Steerenberg, en hem zelve in zijn eigen huis zeer onheusch hadden bejeegent No. 5.
Jacobus Philippus No. 51 beklaagt zig door Gerrit Knijpinga Huisinga's knegt met de bajonet door twee hembt rokken an het vlees langs en door Jacob Frima teegens de muir gesmeeten, beiden in de societeit op de avond den 10 Septbr. en naderhand na zijn hoven willende gaan door ses man met ontloote sabels naer huis gebragt en daar na gevlugt.

Cap. 3.
Onder het derde hoofddeel behoord de komste van een Commissie uit den Breeden raad, geëscorteert door een antal gewaapende lieden uit het Groninger genoodschap met Grof geschut, en het verblijf met die escorte bij geduirige afwisseling mitsgaaders het verrigte door deeze commissie en de als doen geconjungeerde gewaapende magt te Appingadam.
Het vertrek van deeze Commissie en den uitmarsch van de escorte is bekent en bij missive van den Breeden Raad geaffirmerd: dan van de anvraage bij de Gerichten welker territoir deeze gewaapende manschap, zoo bij het vertrek als retour heeft moeten passeeren of van de hier toe bekoomene permissie, zoo wel als bij Regeering van Appingadam consteerd niets, en zoo ongegrond en dan gereus als de sustenue is, van den Breeden Raad, dat zij bevoegt zoude zijn, om in een Ommelander Jurisdictie, waar van an de Stad de Slijting van het Redgerregt competeert, naar het gedrag van Richter (schoon bij haar angesteld) en dat van de Gerichts wedman te inquireeren, en zonder bij den Hoove te zijn beëdigt actus jurisdictionis in de Ommelanden te exerceeren; maar voor all, om op grond van dat regt van anstelling van den Richter of eigendom van de Jurisdictie, derwaards en zelve zonder het territoir van de voor of ommeleggende manschappen met grof geschut te detacheeren, als welke sustenue doorgaande, het an ieder vreemde Prins of vorst, mits slegts eigenaar van deeze of geene Jusrisdictie in deeze, ambagtsheerlijkheid of iets van dien aart in een andere Provincie zijnde, zoude vrijstaan zig van het zelve regt te bedienen, en de Republijk voor den in door en uitmarsch van Troupes, zonder eenig verleend patent of attache daagelijks bloot gesteld en open zijn: zoo onbegrijpelijk is de bedoeling, van deeze gewapende optocht; want, dat de veiligheid van de Commissie dit te dier tijd vorderde is, hoe zeer dit in de Breede Raads missive van de 22 Septbr., als een verschooning van deeze pas word bijgebragt, nogthans zeer veele bedenking onderheevig, naardien Appingadam, reeds den 11. Septbr.en alzoo de tweede dag voor de komste van de Commissie, door zulk een notabel antal gewapende genoodschapslieden ook met grof geschut voorzien, was geoccupeert, zoo dat, gemerkt de goede intelligentie, reeds voorheen bekent en ex post facto gebleeken, de veiligheid der Heeren Breede Raads Gecommitteerden als toen geensints pericliteerde, of zulk een sterk detachement voor al geen zwaar geschut vereischte.
Dat dit detachement zij meede genoomen om de Ommelander genoodschappen af te lossen, waar toe het voorstel van de officieren van de genoodschappen in de vergaadering van den 13. Septbr. wel eenige anleidinge schijnt te geeven, is ook niet te praesumeeren, en bij de uitkomste gebleeken geen plaats gehad te hebben; dan, daar het buiten des een ieder, welke zig op den 11. en 12 Septr. te Groningen heeft bevonden, de algemeene beweeging gezien, en de discoursen toen vrij algemeen, door de genoodschapsleeden gevoert, heeft angehoort, gebleeken is, dat het genoodschap, althans zeer veele onder het zelve tot deeze onderneeming hunne geneigdheid seer sterk hebben laaten blijken, maar, daar zelve de Breede Raadt, bij voorgeroerde missive van den 21 Septbr. zegt, dat het gewaapend corps zig niet alleen vrijwillig heeft angebooden, maar ten allersterksten hier toe angedrongen; zoo moet zeeker voor die sterke andrang reeden zijn geweest; en, wanneer men dan gaade slaat, de bekende liaisons en nauwe correspondentie tusschen de exercitie genoodschappen en leeden van zoogenaamde societeiten (welke niet slegts tot deeze Provincie zig te dier tijd bepaalden, maar tot de geheele Republijk extendeerden) en men beschouwt, de middelen ter defensie, nadat ook het gewapend detachement uit Groningen, en Canon in Appingedam was, geadhibeert, en het gebeurde op den 15 Septbr, dan is het verre van vrij te zijn van vermoeden, dat deeze genoodschappen een gedetermineerd plan hebben gehad, om in Appingadam zig te defendeeren, ook zelve wanneer een Commissie uit deeze vergadering (welke toen reeds gedecreteerd was, en ook, zoo niet de gemaakte difficulteiten door de Heeren Gedeputeerde Staaten tot het doen uittrekken van een toereikent detachement Militie, dit hadde verhindert, werkelijk in die tijd, onder dekkinge van dat detachement zoude zijn vertrokken) getracht hadde aldaar te koomen, en dat, om zulks te beeter, en met meer hoope van succes te doen deeze sterke andrang van het Groninger Corps is geschiet: het is, dog zeeker, dat men op den 15 Septbr. den Landgebruikeren, heeft genoodzaakt hunne eiden te brengen an de Stadsweg, dat die eiden aldaar door het inslaan van ijzeren krammen en het an den anderen vast maaken met ander ijzerwerk zijn gebragt in een staat, om, wanneer an de ingang van Appingadam slegts over de weg gelegt wierden, het inkoomen van Cavallerie moeijelijk te maaken en anmerkelijk te verhinderen.
De Boekhouder van de zeepziederie en het Tichelwerk van wijlen de Borgemeester Ebels Dogter H. Saagman No. 15 segt, dat Jan Lantinga op den 15 hem naar de eide heeft gevraagt en gezegt, toen hij Saagman hadde geantwoord, dat de eide konde laaten haalen, dat hij derzelve moest brengen of laaten brengen an de Stadsweg bij het Hof van Jz. Huisinga; en dat hij ter voldoening hier van, de eide aldaar door een arbeider Friderik heeft laaten bezorgen: de Smitsbaas Jacob Hindriks deponeert, dat hij op den 15 Septemb. op de Stadsweg bij het hof van Jz. Huisinga, en dus voor an bij het inkoomen van Appingadam deeze eiden door het inslaan van ijzeren krammen als anders an elkanderen heeft vast gemaakt tot zeeven in getal, zoo hij meend dat hier bij ook Heeren van de Commissie uit Groningen geweest zijn, maar dat de order gegeeven en de bestelling geschied zij, door een officier van de Ommelander genoodschappen, zijnde een persoon van middelmatig postuir, en welken hij geloofde ook wedman te zijn No. 24. Elk ingezeeten van Appingadam weet hier van te spreeken, een antal hebben die eiden dus gekoppelt, daagen agter een aldaar gezien, en bij de opneeming van de plaats waar Harm Bijssum door de Snaphaan schoot gekwetst is, hebben de Heeren Gecommitteerden zelve nog twee van die eiden met de ingeslaagen krammen op de Stadsweg an de planketting van het Hoff van Huisinga staande gevonden. Verbaal pag. 18 en 19, zijnde de andere eiden voor en na door
de eigenaaren weggehaald. Soortgelijke middelen van defensie om den inkomst te beletten, zijn niet geschikt om boure volk te keeren, en die waaren ook naar het eigen voorgeeven van de Genoodschapslieden van de kant van Groningen niet te wagten, maar daartoe hadde men meer het oog op die van de Vierbuiren, of van die zijde, zoo als uit de informatien en ook de resolutie van den 12 Septbr. vrij blijkbaar is: en deeze ongeoefende en ongewaapende land lieden, wanneer zij anders al eenige zugt hier toe mogten hebben gevoeld, zouden zig wel wagten een plaatze an te doen, waar in zig zulk een antal geoefende en gewaapende manschap bevond, met ses stukken canon en het daartoe benoodigde. Dit middel van defensie is alleen geschikt teegens het inkomen van Cavallerie en daar an ten uitersten hinderlijk; deeze was niet te verwagten dan uit Groningen, en ook
dan niet als ter dekking van een Commissie, of althans op last en van weegens hooger overigheid; het is voorts in Appingadam an allen man bekent, dat zo als er daagelijks van de komste eener Commissie uit den Hove met Cavallerie gesprooken wierd, men die voor al Saturdag den 15 tegemoet zag, en dat als doen in den avond omtrent tijn of elf uiren, op het gerucht, dat er volk bij de zaagmoolens was, seinschooten zijn gedaan, het volk in de waapenen gekoomen en het Canon naar de Stadweg gebragt is, ter plaatse waar de eiden gestelt waaren en de attacque verwagt wierd.
Geert Ludolphi an de Stadsweg woonende verklaard, dit gezien en gehoord te hebben, en dat op het sein direct het bij zijn huis vol gewaepend volk is geweest, en twee stukken van het Groninger genoodschap aldaar gebragt zijn, en dat hij daarop met zijn vrouw de vlugt heeft genoomen en andermaal zijn huis en goederen moeten verlaaten, hoe wel van agteren dit gerucht ongegrond was bevonden; No. 23. Harm Saagman hadde ook begreepen de reeden tot het brengen van de eiden te zijn, omdat er gezegt wierd, dat er Ruiters zouden koomen. No. 15.
Het voorgevallene bij Delfzijl in den nagt tusschen den 18 en 19 Septbr. door de informatie bij sommige genoomen, als anders ter kennisse van de Heeren Gecommitteerden gekomen, en het welk anleiding tot het in oogenschijn neemen van de situatie aldaar heeft gegeeven, te vinden pag. 24. 25 en 26 van het verbaal, geeft meede stoffe van bedenking. Focke Hindriks en Eltje
Willems No. 18 verklaren dat Wilkens uit het Blauwborgje en Tijmans uit Groningen zoo bij hen gebilletteert waaren, die geheele nagt met hunne geweeren zijn uitgeweest, na dat de voorige nagt in Appingadam de wagt hadden gehad, en dat zij des avonds van den 18den gezegt hadden, dat niet te huis kwamen, omdat op een expeditie moesten, hebbende des daags gezegt dat naar Delfzijl wilden. De Brouwer Kim, zegt dat Smit Boekhouder bij van Olst bij hem gebilletteert 's nagts van den 18. tot den 19den is uitgeweest en door de meid des morgens weederom ingelaaten No. 8. Ursulina Leues vrouw van Poppe Gerrits arbeidster an dit huis getuigt, dat er spraak was geweest, dat na Delfzijl wilden, dat op een nagt drie van de vier zoo bij de Brouwer waren ingequartiert, zijnde Smit Boekhouder van van Olst, eene Jacobs, zoon van de kistemaker Eekhof en Wilte Meijer Herbergier buiten de Heerepoort, zijn uitgeweest, en dat Wilte Meijer de volgende dag meest zittende te slaapen deposante over de togt na Delfzijl met hem discours hadde gehad No. 25, en de meid Hemmigje Claassen zegt ook dat Wilte Meijer die nagt heeft uitgeweest, maar dat de wagt gehad hadde, dat Smit te twaalf uiren was te huis gekoomen en de zoon van de Staaten Boode Schipvaart, welke voor Eekhof inplaats was gekoomen, weinig voor de middag No. 40. Een persoon bij Enne Hulst te huis zijnde een Bakkersknegt van Winsum was die nagt uit geweest en des morgens nat te huis gekoomen, wanneer over deeze togt was gesprooken No. 52, en het is zeeker dat er dien nagt reegen gevallen is.
Tot het verrichte na de komst van de Heeren Breede Raads Gecommitteerden en meer direct onder derzelver oog, en
bezorging behoort, het voorgevallene ten huize en met de goederen van de wedman van Aalst, Frouke Frima huisvrouw van
de Boode Evert Idema, met de wedman en de vrouw.....

 

[wordt vervolgd]

 

 

 

 © 2005 Fred Reenders Last update on .