Reenders

 

Genealogy

 

 

 

      Site Navigation

 


Revolutie in de Ommelanden

Search this site
powered by FreeFind


In afwachting van het volledige verhaal, volgen hier voor de mensen die geïnteresseerd zijn in de bezetting van Appingedam zoals die in september 1787 plaatsvond, enkele transcripties. 

  • Artikel in de Groninger Courant, september 1787.

  • Signalement Jan Tjeerds Lantinga (4 sept. 1788)

  • Verslag zoektocht naar Tjeert Jans Lantinga door Gerigts Onderdienaar J.Offringa (13 september 1788) Let wel: TJEERT JANS LANTINGA en diens zoon (Jan Tjeerts Lantinga).

  • Rapport Oproer Appingedam (op separate pagina) NIEUW!

N.B. De transcripties zijn snel gedaan en nog niet gecontroleerd op lees- en/of typefouten.

Een complete beschrijving van het gebeuren met meer trancripties van relevante stukken en hopelijk een lijst van deelnemers is in de maak. Daarvoor heb ik iets meer tijd nodig.


Groninger Courant

APPINGADAM den 13 September. De Roof en Muitzugt van de zig noemende Oranje Party, is ook in het Fivelingo Kwartier ten sterksten uitgeborsten; voorleeden Maandag namiddag, heeft hier het Exercitie Genoodschap afgevuurd, en dus de Zomer Exercitien geëindigd. Reeds in den beginne, zag men de onvergenoegdheid op het gelaat der kwalykgezinden, en een party van dat Canailje insulteerden de Aansxhouweren door het werpen van Kluiten modder, en vervloekingen tegen de Patriotten, zynde ook zelfs de Commandant van een der omliggende Genoodschappen zwaar aan de Beenen gewond.
Na gedaane Exercitie, trok het Genoodschap in goede orde door de Stad, en vervoegde zig na het scheiden op de Societeit, om zig na gedaane werk onderling te verlustigen. Zoo ras het duister wierd, verzamelde het Gespuis voor de Societeit, en begon aldaar de Glazen met Steenen enz. in te werpen, dit liep eindelyk zoo verre; dat zy met scherp op de voor by gaanden, als mede op de Societeit schooten, onder een aanhoudend schelden en verbreeken van Glazen en Blinden. Het Genoodschap had geene scherpe Patroonen op de Societeit, eindelyk dezelve gekreegen hebbende, konden zy 'er zig niet van bedienen uit hoofde van het gestadig indringen van het Geboefte, dus moesten zy, om de woede van het Canailje te ontwyken, elk, naar een goed heenkomen omzien. In het geheele Societeits Huis, zyn alle Glazen ingeslaagen, verders heeft het Canailje hun moed gekoeld, met diergelyk geweld aan veele Huizen te pleegen; verders zyn door hen daaden gepleegd, waar van de Menschelykheid yst, en de eerbaarheid doen bloozen. Intusschen liet de Justitie zig nergens aan geleegen, en zy die dit alles hadden kunnen voorkomen, waaren of afweezig, of smoordronken. Zelfs hebben volgens verhaal van geloofwaardige getuigen, de patrouileerenden Burger Wagten op eenige plaatzen de Glazen ingesmeeten tot eeuwige schande onzer Regeering. Om elf uuren 's nagts begon men alle Klokken te luiden tot een sein der omliggende Boeren, dit duurde, tot 's anderen daags 's middags met dit treurig gevolg, dat Dingsdag het Canailje met vier Vaandelen, en allerlei zoort van Wapentuig, als razende Bachanten, door Appingadam trok, met vernieling der Glas Vensters.
Men had reeds eergisteren, omliggende Genoodschappen, als die van Middelstum, Loppersum en Onderdendam, tot bystand geroepen, welke zig met de grootste bereidvaardigheid, en voorneemen, de algemeene ruste, ten koste van hun bloed te beschermen, en de woede der muitzugt manmoedig te keer te gaan zig naar herwaards begaven met een Corps van 300 Man. Men verzogt te mogen binnen trekken, en gaf op instantien genoegzaam een halfuur tyd; op het laatste geen antwoord krygende, rukte men verder aan, nadat het Canailje, bygestaan door het Oranje Corps begon te vuuren; dit werd door het Genoodschap beantwoord met pelottons vuur uit de holle weg, en eenige schooten uit kleine Yzere Stukjes Kanon, om Menschen bloed te spaaren, wat hoog aangelegd.
Ondertusschen, dit gespuis, en het Oranje Corps altoos moedig, als zy de overmagt hebben, dog Poltrons [=lafhartig] als het op op slaan aankoomt, vloogen ras uit elkanderen; schoon in het andere einde der plaats, geduurende de attacque, nog veele Glazen insloegen. Aan de zyde der brave Genoodschappen is niemand gekwetst, dog eenige van het gespuis, zyn meer of min zwaar gewond.
Wy hebben dus het behoud deezer plaats, en dat van veele onzer ingezetenen naast de voorzienigheid te danken aan de onverschrokken moed der genoemde Genoodschappen, elk braaf Vaderlander is hun daar voor eeuwige dank verschuldigd.
Woensdag voormiddag vertoonde zig een hoop van circa 300 Vierdorpster Boeren in 't gezigt van Appingadam, met allerlei Wapentuig voorzien. Ylings trok een Detachement van 50 a 60 Man hun te gemoet. De Boeren verschoolen zig in de Boonen, agter Bosjes en Hutjes na eenig onderlinge decharjes van weerzyden, zynde van onzen kant eenige Kanonschooten gedaan, vloog de lafhartige hoop uit malkander: men zegt, dat 'er een gesneuveld, en twee gekwetst zyn, ten minsten, heeft men in 't vervolgen, bloed op den Weg gevonden; dus is deeze gewigtige expeditie, welke men hoopt, dat van gewenscht gevolg zal zyn, ten kosten van weinig bloed volvoert.
Woensdag, gisteren ten half vyf uuren namiddag, vertrok van Groningen hier een Commissie uit het deser ?wezen, met een Detachement van ruim 120 Man van het Genoodschap, hebbende 2 groote en 2 kleine Veldstukjes by zig, onder Commando van den Kapitein van IDSINGA en tot aan de Schepen wordende gecondaseerd door een, escorte van het Genoodschap naar onze Stad. Ongelooflyk groot was de toevloed der aanschouweren dezer Braven, die, met de uitterste bereidwilligheid en moed uittrokken. By naar een uur van de Stad schaarden zy zig in een kring, waar in Hun door den Secretaris, de oorzaak deezer expeditie werd voorgeleezen, en waarop zy eenparig beloofden, in alles de ordres der Heeren te zullen obedieeren, en hunne Medebroederen te zullen bystaan; verders verzogt men hun, het Burgerbloed, zoo veel mooglyk te spaeren.
Dit Detachement trok deezen morgen, met het aanbreken van den dag binnen Appingadam in een deftige en gereguleerde order, onder het gewoon Muzyk, en wierd met blydschap ontvangen en ingequartierd.
P.S. Men heeft een meenigte Geweeren van allerlei groote, meesterdeel zwaar gelaaden, Sabels, stokken enz. van het Canailje op de Societeit gebragt, waarop ook een gevangen bewaard word.


Signalement van Jan Tjeerts Lantinga

Is plus minus ses voeten groot, zwaar en robust van postuur, welgemaakt van Leeden, ruim dertig Jaaren Oud, heeft kort, blond, en weinig vlammend, of gekruld haair, langachtig van weezen, en bijzonder van kinnen, heel zwaar, en rosachtig van baard, blauw van oogen, rosachtig van Winkbrauwen, fijn pokkedaalig in 't aangezichte, draagd gemeenlijk, of schippers, of Burger kleeren, die dan naar der Schipperen trand eenigzinds zijn gemaakt, draagd veel een ronde hoed, is wel vriendelijk in 't voorkomen, dan teffens ook brutaal.
Afgegeven onder mijne handsvertekeninge
Groningen den 4 September 1788
N.Guichart
secret


Verslag zoektocht naar Tjeert Jans Lantinga

Copia
Ondergeschreevene op den 4. deezer in den avond van den Heer Secretaris N.Guichart ontvangen hebbende een opene brief van de Edele Mog. H.Heeren Lieutenant en Hooftmannen van dien datum houdende verzoek an alle Hooge Gerichts Hooven, Magistraten en Justicieren om aan de Vertooner van die brief alle adsistentie te doen in het naespooren van Tjeert Jans Lantinga, en diens zoon, en ontdekt wordende in te trekken [= arresteren], hebbe mij den 5den des morgens te 5 uuren van hier begeeven, en ben dien avond omstreeks half ses te Weender gekoomen, waar mij bericht was dat zich Tjeert Lantinga zoude bevinden; hier ontwaar wordende, van de Herbergier Hindrik Scholtens in den laaten avond, dat Tjeert Lantinga bij hem was gekoomen den 28. augs. en met de postwagen vertrokken na Leer die zelve na de middag, ben de volgende morgen den 6den met de Voogd van Weender, schoonvader van Hindrik Scholtens, gereeden, na Leer met mijn Chais volgende Hindrik Scholtens ons wat laater met een ander Chais, als willende die ook Leer passeeren, hier angekomen zijnde omstreeks agt uuren, wanneer bericht wierd, dat hij met de postwagen naa Norden zoude zijn vetrokken, zo ben met Hindrik Scholtens gereist, hebbende die zijn broeder tusschen beiden opgenoomen, tot Oldersum, alwaar mijn peert moest laaten, en als doen met Hindrik Scholtens en zijn broeder welke een bankje an de Chais hadden, gereist op hun Chais na Norden waar ongeveer agt uur ankwamen, hier dien avond geen naricht kunnende bekoomen, vermeende de volgende dag den 7. zijnde zondag Hindrik Scholtens hem in de Mennoniten Kerk ontdekt te hebben, waarom wij uit de herberg op de kerkedeurs kunnende zien zoo dat niemand uit de kerke konde koomen zonder door ons gezien te worden, aldaar hebben opgepast, dog bevonden dat zulks alzoo niet was. Des na de middags van daar met dit gezelschap zijnde gereist tot Olstil hebbe aldaar vernagt.
Wanneer de twee Broeders digt daarbij bij een vriend wilden vernagten, Maandag den 8 door de twee gebroeders Scholtens zijnde afgehaald zijn wij gereist naar Aurich omdat Scholtens vermoede dat hij over Aurich naar Breemen zoude zijn gereist, dog hier konden geen spoor vinden, waarom terug reisden naar Oldersum waar mijn Paard en Chais weeder bekwam, en tezaemen reisende tot Leer, wierd ik hier onderricht van de Vrouw van de Herbergier, dat het voorige bericht van het vertrek met de postwagen na Norden niet echt was geweest, maar dat een persoon mij uit de beschrijving kennelijk geblijkende Tjeert Lantinga te zijn geweest aldaer was gekomen den 28. Augs. en daar verbleeven was tot woensdag den 3. Septbr. wanneer de voorige dag ook aan die herberge waaren gekomen twee van zijn vrienden waarvan de eene mij uit de beschrijving kennelijk voorkwam Jan Tjeerts Lantinga te zijn geweest, verhaalende de vrouw dat die drie lieden des avonds den 2den het gelach ook voor de volgende nagt hebbende betaald den 3 vroeg in den morgen te voet van haar huis waaren gereist, dog zonder dat wist waar na toe.
Van hier te zaamen gereist zijnde na Weender, ben ik Dingsdag morgen den 9 van daar gereist naar Waan denkende om het mij gegeeven onderrigt, dat Jan Tjeerts zig aldaar een geruimen tijd hadde opgehouden hen daar te zaamen te vinden, teegens den avond hier ankomende bekwam ik naerigt, dat Tjeert Jans Lantinga en Jan Tjeerts Lantinga zig alhier bevonden, en onderrigt wordende dat de voogd te Zeugel woonde besloot ik ten spoedigsten derwaards te rijden, wanneer in het doorrijden Jan Tjeerts Lantinga zelve hebbe gezien; te Zeugel de Voogd hebbende opgezogt en mijn Credentiaal met de Signalementen overgegeeven, met bijvoeging dat ik de persoonen wist en verzoek van die op mijn anwijs te willen intrekken, maakte dezelve zwaarigheid, dit buiten kennis van het Gerichte te doen, dog besloot met mij te gaan naar het Slot alwaar een Commissaris woonde om van dien te verneemen of hij permissie wilde verleenen, dog die wilde zulks meede niet doen, maar zeide dat de Voogd permissie van het Gerichte te Meppen moest vraagen; waarop met de voogd naar zijn huis ben gegaan, wanneer die de papieren in mijn bijzijn neevens een brief heeft ingeslooten en door een expresse op mijn kosten dien nagt naar Meppen gezonden, welke expresse woensdag den 10den na de middag terug kwam; wanneer de voogd mij de papieren met het geen er op geschreven was heeft te rugge gegeven, met bijvoeging, dat hij geene adsistentie mogt verleenen of intrekking doen omdat de misdaat niet in de brief was uitgedrukt, waar na den 11. wederom van daar ben vertrokken en gereist tot Winschoot, en den 12. Septemb wederom in Groningen gekoomen.
Aldus gerelateert den 13. Sept. 1788
(was get.)
J.Offringa H.Heeren Gerigts Onderdienaar
Coll Conc
N.Guichart
secret

 

 

 

 © 2010 Fred Reenders Last update on .